Debat in VS over definitie breedband

Tot voor kort reserveerde de FCC de term ‘breedband’ voor elke aansluiting met een downloadsnelheid van minimaal 200 kilobit per seconde. Dat is niet veel sneller dan een inbelmodem biedt. Sinds vorig jaar geldt dat een ‘basis-breedbandaansluiting’ data met 768 kilobit tot 1,5 megabit per seconde moet kunnen binnenhalen. Deze minimumeis blijft achter bij de snelheid die veel Amerikanen met een DSL-aansluiting al hebben, terwijl kabelaansluitingen doorgaans nog hogere snelheden bieden tot wel 50 mbps aan toe.
Het stellen van ondergrenzen is om politieke en economische redenen van belang. De regering-Obama bijvoorbeeld trekt in een economisch stimuleringsprogramma 7,2 miljard dollar uit om breedbandinternet van minimaal 768 kbps op het platteland te realiseren. Critici vinden dat de regering, door met zo’n geringe snelheid genoegen te nemen, geld steekt in verouderde technologie.
Uit recent onderzoek blijkt dat de Verenigde Staten achterlopen op veel andere industrielanden met de snelheid die internet service providers (ISP) hun breedbandklanten bieden. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) komt voor de VS op een gemiddelde geadverteerde snelheid van 9,6 megabit per seconde, goed voor een 19e plaats op de wereldranglijst. Japan en Zuid-Korea spannen de kroon met respectievelijk 92,8 en 80,8 mbps, gevolgd door Frankrijk met 51 mbps.
De FCC erkent in het blog dat geadverteerde (theoretische) snelheden weinig zeggen over de werkelijke snelheid van een internetaansluiting, die van vele variabelen afhankelijk is. De toezichthouder verwijst naar onderzoek van onder meer de Britse tegenhanger Oftel en van de firma Akamai. Ook stelt de FCC dat voor veel belangrijke toepassingen zoals IP-telefonie en videoconferenties andere maatstaven, waaronder de ‘latency’, cruciaal zijn.
Reacties
Om een reactie achter te laten is een account vereist.
Inloggen Word abonnee