Uitvinder personal computer overleden

MITS introduceerde de Altair 8800 op 19 december 1974. Het hart van de ‘minicomputer’ was de Intel 8080, een 8-bits microprocessor. Het werkgeheugen bedroeg slechts 256 bytes. Een toetsenbord ontbrak; invoer van programma-instructies en gegevens gebeurde met schakelaars op het frontpaneel. De uitvoer werd niet zichtbaar gemaakt op een beeldscherm maar als een combinatie van led’s. MITS bood ook uitbreidingen aan, waaronder 4 KB geheugen, een 8-inch diskettestation, een videokaart en een seriële communicatiekaart.

De Altair 8800 kostte als bouwpakket 439 dollar. Geassembleerd was de prijs 629 dollar, maar dan moest de koper wel enkele maanden geduld hebben. Tot augustus 1975 had MITS al ruim 5000 Altairs verkocht, veel meer dan Roberts had durven dromen.

De Altair prijkte in januari 1975 op de voorpagina van Popular Electronics, een elektronicavakblad dat Bill Gates en jeugdvriend Paul Allen onder ogen kwam. Zij namen contact op met Roberts en boden aan een versie van de programmeertaal BASIC voor de Altair te schrijven. Dat leidde ertoe dat Gates en Allen naar Albuquerque verhuisden en de basis legden voor Microsoft (toen nog gespeld als Micro-Soft).

Roberts verkocht zijn bedrijf MITS in 1977 en verhuisde naar de staat Georgia, waar hij een medische studie volgde en als plattelandsdokter een tweede carrière begon.

Bill Gates en Paul Allen herdenken Ed Roberts met een in memoriam op de website ‘The Gates Notes’. Ze beschrijven de overledene als “een ware pionier in de revolutie van de personal computer die niet altijd de erkenning kreeg die hij verdiende”. Allen en Gates zeggen Roberts nog altijd dankbaar te zijn voor de kans die hij “twee jonge kerels bood die geïnteresseerd waren in computers, lang voordat die gemeengoed werden”.