IBM claimt doorbraak in serverontwerp

De loskoppeling van microprocessors en geheugenchips, die in een x86-server uit snelheidsoogpunt dicht bij elkaar zijn geplaatst, betekent volgens IBM dat klanten geen extra servers meer hoeven te kopen voor geheugenintensieve taken. Daardoor zouden de almaar stijgende kosten van datacenters beter in toom gehouden kunnen worden.
Om de scheiding van processor en geheugen mogelijk te maken hebben de IBM-ingenieurs een “unieke silicium-innovatie” gedaan, claimt IBM. Daardoor hebben de centrale processors zeer snel toegang tot het uitgebreide geheugen (‘extended memory’). Het ontwerp is gebaseerd op een technologie voor opschaling van het geheugen die de naam MAX5 draagt. Deze biedt een 6 keer hogere maximumcapaciteit dan nu gebruikelijk is onder serverfabrikanten.
Het gevolg is dat bedrijven 82 procent meer virtuele servers kunnen inrichten op hun fysieke hardware tegen dezelfde licentiekosten, waardoor de kosten van applicaties en middleware fors dalen. Bedrijven die met een Microsoft-database werken zouden op die manier, nog steeds volgens IBM, hun licentiekosten op een eX5 met de helft kunnen verminderen.
Met gebruikmaking van MAX5 is de maximale geheugencapaciteit van een eX5-server 1536 GB. Met de huidige generatie IBM-servers is hoogstens 256 GB geheugen haalbaar. Een servermodel met 2 chipaansluitingen (sockets) biedt plaats aan 64 geheugenmodules (DIMM’s) die in staat zijn 320 virtuele machines te ondersteunen. Volgens IBM zou een concurrerend systeem 4 chipsockets moeten hebben om evenveel virtuele servers te ondersteunen, terwijl de licentiekosten dan 50 procent hoger liggen.
IBM wil in 2010 drie ‘ultraschaalbare’ eX5-modellen op de markt brengen, waaronder een instapmodel met 2 processors (System x3690 X5), een model met 4 processors (System x3850 X5) en een bladeserver, het BladeCenter HX5.
Reacties
Om een reactie achter te laten is een account vereist.
Inloggen Word abonnee