Canada wil weg uit de schaduw van Uncle Sam
Neem de werknemers van Nortel Networks. Zij kunnen zich een moeizame tocht door de sneeuw naar het hoofdkantoor in de stad Brampton besparen. Hun grootste zorg op deze winterochtend is het thuis opstarten van de schootcomputer. ’Snow doesn’t stop tech workers’, kopt de plaatselijke krant Globe and Mail stoer. Nortel heeft meer dan vijfduizend medewerkers die in voltijd of deeltijd telewerken en thuis beschikken over een permanente verbinding met het bedrijfsnetwerk. Daarnaast maken nog duizenden Nortel-employees incidenteel gebruik van een inbelverbinding. In 1995 had Nortel welgeteld 230 telewerkers, vijf jaar later waren het er meer dan dertienduizend. Canada loopt met de toepassing van informatie- en communicatietechnologie voorop in de wereld, dat mag duidelijk zijn. Trots zwaait de regering in Ottawa met vergelijkende statistieken waarin het land vrijwel zonder uitzondering hoog scoort. Als eerste land ter wereld zag Canada in 1999 kans alle openbare scholen en bibliotheken op Internet aan te sluiten. In datzelfde jaar was er nog een wereldprimeur: CA*net3, de eerste volledig optische Internet-backbone, met een capaciteit van 40 gigabit per seconde. Van de grote, geïndustrialiseerde G7-landen staat Canada met telefoon- en kabelaansluitingen bovenaan tegen de laagste kosten, geven cijfers van de International Telecommunications Union (ITU) aan. Dat zijn prestaties die er niet om liegen. Niet alleen als gebruiker, ook als producent is Canada ICT-land bij uitstek. Naast Nortel Networks heeft een groot aantal bekende en minder bekende fabrikanten van computer- en telecommunicatieapparatuur en software hier zijn thuisbasis. JDS Uniphase bijvoorbeeld, de grootste fabrikant ter wereld van componenten voor optische netwerkproducten. Of het in Montreal gevestigde Softimage, wiens grafische software verantwoordelijk is voor de ’special effects’ in menige Hollywood-film. Softimage is inmiddels opgekocht door Microsoft. Ook Newbridge Networks viel vorig jaar in buitenlandse handen; het Franse Alcatel werd de nieuwe eigenaar. ATI Technologies is bekend om zijn grafische chips die in de PC’s van veel grote fabrikanten zijn terug te vinden. Nog een internationale speler van Canadese origine is Corel, de softwareleverancier uit Ottawa die de laatste tijd met veel tegenslag kampt. Research in Motion (RIM) maakte furore met een draadloze tweeweg-tekstsemafoon, de Blackberry, althans in Noord-Amerika. En de lijst zou nog veel langer kunnen zijn. Geheim „Canada is het best bewaarde geheim in de informatietechnologie. Dat is ons gelukt ondanks de enorme uitgestrektheid – met bijna tien miljoen vierkante kilometer het tweede land ter wereld –, een vijandig klimaat met enorme temperatuurverschillen, zes tijdzones en een inwonertal van slechts 31 miljoen mensen”, zegt Michael Binder in zijn kantoor in Ottawa. Hij is ’assistant deputy minister’ voor de ICT-sector bij het Ministerie voor Industrie, kortweg Industry Canada. Binder trekt stapels statistisch materiaal uit de kast om zijn betoog te ondersteunen. De Canadese ICT-sector is goed voor een jaaromzet van 116 miljard dollar, blijkt uit alweer enigszins gedateerde statistieken. De sector bood (in 1999) werk aan 512 duizend mensen en was toen goed voor 5,8 procent van het bruto nationaal product, aanzienlijk meer dan de 3,9 procent in 1993. Alleen de auto-industrie – die momenteel lelijk in het slop zit – en de voedingsindustrie zijn nog groter. ICT-bedrijven zijn bovendien de innovatiefste van het land. Afgelopen jaar gaven Canadese ICT-bedrijven 4,7 miljard dollar uit aan onderzoek en ontwikkeling. Dat is 6 procent meer dan in 1999 en bijna de helft van alle R&D-uitgaven in de particuliere sector. Vijf van de tien grootste R&D-investeerders in Canada zitten in de informatie- en communicatiebranche. De invloed van de ICT-sector op de Canadese economie is dan ook bijzonder groot. Van het eerste op het tweede kwartaal van 2000 groeide de omzet er zes keer zo hard als het bruto binnenlands product als geheel, terwijl de werkgelegenheid er vijf keer zo sterk toenam. Het land maakt zelf ook driftig gebruik van ICT-middelen. „Canada heeft een eersteklas technologische infrastructuur”, concludeert assistent-onderminister Binder uit het World Competitiveness Yearbook, een jaarlijks verschijnend Zwitsers onderzoeksrapport. Weliswaar scoren de Verenigde Staten het best, maar Canada staat op een lijst van 46 landen op de vijfde plaats en het toch ook niet achterlijke Duitsland op de twintigste. Criteria zijn onder andere investeringen in telecommunicatie, computergebruik, totaal geïnstalleerde rekenkracht, beschikbaarheid en kosten van telefoon- en Internet-aansluitingen. Van het Canadese midden- en kleinbedrijf heeft 69 procent een Internet-aansluiting, net als 42 procent van de consumenten. Met 428 gebruikers per duizend inwoners staat het land volgens de Internet Industry Almanac (september 2000) bovenaan de wereldranglijst, nog voor Zweden, Finland en de Verenigde Staten. Drie jaar eerder waren er maar 149 gebruikers per duizend, stond Canada op de zevende plaats en lag Finland met 246 gebruikers aan kop. Daarmee lijkt het beleid van de regering in Ottawa, die zich in 1997 ten doel stelde van Canada ’the most connection nation in the world’ te maken, snel vruchten te hebben afgeworpen. Iedereen online Het actieprogramma dat de centrale overheid in 1997 ontvouwde, omvat zes hoofdpunten. Bovenaan prijkt de doelstelling dat iedereen in het land ’online’ moet. Wie zich geen eigen Internet-computer kan permitteren, kan door de overheid een handje worden geholpen. In het kader van het Community Access Program (CAP) zijn in eerste instantie vijfduizend openbare Internet-ruimtes op het platteland ingericht. Daar komen in het lopende begrotingsjaar nog vijfduizend locaties bij in stedelijke gebieden, naast de 250 duizend PC’s die al in scholen en bibliotheken zijn geïnstalleerd. De overheid zou het goede voorbeeld geven door zijn diensten online aan te bieden, luidde in 1997 een ander actiepunt. „De overheid moet zelf een modelgebruiker van Internet worden”, vindt Michael Binder. „We moeten het serviceniveau voor de burgerij verbeteren. Onszelf als overheid veranderen is heel moeilijk, maar wel noodzakelijk. Omstreeks 2004 moet Canada koploper in de wereld zijn in de elektronische communicatie met de bevolking. Dat is een grote uitdaging. We zullen zo nodig gebruik maken van verbindingen die met een Public Key Infrastructure zijn beveiligd.” Met beveiliging van belangrijke transacties heeft Canada al de nodige ervaring opgedaan. In 1999 organiseerde de overheid zelf op Internet een veiling van frequenties voor draadloze communicatie. Het was de eerste online-veiling die met PKI was beveiligd. Geen Internet zonder ’content’, oftewel inhoudelijke vulling. Het is de Canadezen een doorn in het oog dat ze hiervoor sterk afhankelijk zijn van de Verenigde Staten. Binder: „Canadezen zijn zich altijd erg bewust geweest van de nabijheid van de VS. Dat is de grootste producent van content. We moeten ons ervan verzekeren dat ook onze eigen cultuur en content de ruimte krijgt op Internet. Ik weet dat dit ook in Europa een punt van zorg is”. Bevordering van de elektronische handel is een andere nationale doelstelling. Het streven is dat Canada een aandeel van 5 procent op de wereldmarkt voor e-commerce verovert. Dit betekent volgens Binder onder meer dat de overheid het (nog) makkelijker moet maken om een nieuw bedrijf te beginnen. Ook wetgeving op het gebied van elektronisch betalen en privacybescherming bij online-transacties moet de E-handel een solide basis geven. Lees verder op pagina 18CanadaVervolg van pagina 15 Marktonderzoeksbureau Forrester Research stelde vorig jaar vast dat Canada op dit gebied goede papieren heeft. Omstreeks deze tijd overschrijdt het land een kritische drempel voor commerciële toepassing van e-commerce en snelle groei valt vanaf 2002 te verwachten. Daarmee loopt Canada van de westerse landen voorop, afgezien dan van de Verenigde Staten, waar de ’take-off’ van E-handel al in 1998/’99 is begonnen. Smart communities Met de inrichting van demonstratieprojecten probeert de overheid te laten zien hoe ICT op innovatieve manieren kan worden toegepast, niet alleen om de economie te stimuleren maar bijvoorbeeld ook om betere medische zorg en onderwijs te bewerkstelligen. Deze zogenaamde ’smart communities’ zijn het resultaat van publiek-private samenwerking. De miljoenenstad Toronto en omgeving is zo’n slimme gemeenschap. Volgens Mitzie Hunter, voorzitter van Smart Toronto, is een vernieuwende toepassing van informatietechnologie hèt middel waarmee regio’s zich kunnen onderscheiden. Met zijn 4,8 miljoen inwoners en 155 duizend banen bij zo’n 3100 ICT-bedrijven vormt de agglomeratie zowel een grote afzetmarkt als exportregio. Alleen al de afdeling content-ontwikkeling telt 450 bedrijven, driekwart van het totaal voor heel Canada. „Smart Toronto brengt bedrijven en organisaties bij elkaar in een niet-concurrerende omgeving. Ze kunnen hier met elkaar praten over zaken die onze hele bedrijfstak aangaan”, vertelt Hunter. Het budget van haar organisatie is opmerkelijk bescheiden: 360 duizend dollar per jaar. Smart Toronto beperkt zich dan ook tot het bieden van een ontmoetingspunt, het organiseren van bijeenkomsten en het coördineren van allerlei initiatieven van overheid en bedrijfsleven op ICT-gebied. Met man en macht proberen de Canadezen uit de schaduw te komen van hun machtige zuiderbuur, de Verenigde Staten. Helaas nemen de Amerikanen Canada niet altijd even serieus, constateert Binder van Industry Canada. „Er is onderzoek gedaan naar de manier waarop de Verenigde Staten ons zien. Wat blijkt: ze vinden ons wel aardig, maar niet zakelijk en concurrentiebelust genoeg. Amerikanen denken dat Japan en Duitsland veel competitiever zijn. Wij willen graag op hun radarscherm komen. Gelukkig beginnen de Verenigde Staten ons nu langzaam te ontdekken.” Hoogopgeleid personeel Wat de Amerikanen onder andere aantrekt, is de beschikbaarheid van hoogopgeleid personeel. Voor opleidingen in de elektrotechniek heeft Canada tien van de 22 beste universiteiten in Noord-Amerika, blijkt uit het gezaghebbende Amerikaanse Gourman Report. In totaal telt Canada 67 universiteiten en hogescholen, die per jaar meer dan 25 duizend afgestudeerden in de wiskunde, techniek, zuivere en toegepaste wetenschappen afleveren. Daar komt bij dat de arbeidskosten in de industrie relatief laag zijn, een prettig gegeven voor ICT-bedrijven die zich in Canada willen vestigen. Het US Bureau of Labor Statistics stelt de loonkosten in Canada op 81 procent van die in de Verenigde Staten. In dezelfde vergelijking komt alleen het Verenigd Koninkrijk in de buurt (86 procent) terwijl bijvoorbeeld Duitsland met 140 procent stukken duurder uitpakt. Binder: „Er is hier veel concurrentie op de arbeidsmarkt. Hierdoor is sprake van gematigde looneisen bij het afsluiten van nieuwe CAO’s.” De salarisverschillen tussen de Verenigde Staten en Canada zijn niet te versmaden. George Hanus, medewerker van het Ministerie van Economische Ontwikkeling en Handel in de provincie Ontario, geeft een paar voorbeelden. „Een systeemanalist verdient in de Verenigde Staten gemiddeld 67.700 dollar per jaar, in Canada 38.700 dollar. Een softwareontwikkelaar verdient in de Verenigde Staten ruim 58 duizend dollar tegen maar 35 duizend dollar in Canada.” Hanus legt de grote inkomenskloof uit als een pluspunt voor Canada, want de werkgevers kunnen de loonkosten drukken, maar de keerzijde is dat veel ICT’ers na hun studie uitwijken naar de Verenigde Staten. En Canada kampt toch al met een tekort aan geschoold personeel. Volgens Brian Gordon, beleidsadviseur van de regering van Ontario, is dit ’een uitdaging van formaat’. De ICT-sector in heel Canada telt twintigduizend vacatures. „De komende vijf jaar zullen 56 duizend nieuwe professionals in de hightech nodig zijn”, schat Gordon. Jaarlijks leveren de universiteiten en colleges in Ontario, dat goed is voor 48 procent van de Canadese hightech-industrie, echter maar zo’n vijfduizend ingenieurs, computerwetenschappers en andere technologen af. In dat tempo zal het personeelstekort in de ICT niet snel afnemen. Starters Kenmerkend voor een jonge, dynamische bedrijfstak als de ICT is dat zich voortdurend nieuwe ondernemingen vormen. Wat dat betreft lijkt het in Canada wel goed te zitten. Uit recent internationaal onderzoek – de Global Entrepreneurship Monitor – blijkt dat vorig jaar één op de zestien volwassen Canadezen heeft geprobeerd een nieuw bedrijf te starten. De onderzoekers van de London Business School en het Babson College in Massachusetts (VS) leggen een nauw verband tussen het aantal starters in een land en algehele economische groei. Een nijpend probleem voor Canada is echter een structureel tekort aan financiering voor nieuwe bedrijven. Verschaffers van durfkapitaal zijn dun gezaaid en steken te weinig hun nek uit, klaagden de ondervraagde ondernemers uit Canada. In 1999 is in Canada 2,7 miljard dollar aan durfkapitaal verstrekt aan bedrijven. Het geld ging hoofdzakelijk naar de ICT-sector, maar ook naar bijvoorbeeld biotechnologie. Bob Horwood, voorzitter van de brancheorganisatie ITAC in Ontario, ziet het tekort aan ’venture capital’ (VC) met lede ogen aan. „Over dat bedrag van 2,7 miljard doet men hier nogal zelfgenoegzaam. Maar in de Verenigde Staten is per jaar circa honderd miljard dollar aan venture capital beschikbaar. Rekening houdend met de verschillen in bevolkingsomvang zou het hier in Canada tien miljard dollar moeten zijn”, stelt Horwood. Het vliegveld van de nationale hoofdstad Ottawa, vroeg in de avond. In de krap bemeten vertrekhal drommen duizenden reizigers samen, wachtend op hun vlucht naar Toronto, Calgary, Vancouver of een buitengewest in het hoge noorden. Air Canada-vlucht AC 1346 naar Montreal is ietwat vertraagd. Onduidelijk is hoe laat de reizigers alsnog aan boord kunnen, en via welke ’gate’. Hier geen hightech beeldschermen en computergestuurde informatiesystemen. Achter de servicebalie hangt een simpel paneel met haakjes, als een scorebord bij het amateurvoetbal. Naarstig is het personeel in de weer met losse letter- en nummerkaartjes om vertrektijden en vluchtnummers keer op keer aan te passen. Af en toe komen ze cijfers te kort en holt er iemand naar een andere balie om extra kaartjes te zoeken. Zelfs een hoogontwikkeld ICT-land laat kennelijk hier en daar wat steekjes vallen. Breedband De grootste uitdaging waarvoor de Canadese regering zich nu volgens Michael Binder van Industry Canada gesteld ziet, is versterking van de nationale netwerkinfrastructuur. Als aanvulling op het actieplan uit 1997 wil de overheid breedband-Internet op brede schaal stimuleren. De ’backbone’ voor zo’n hogesnelheidsnet ligt er al. In 1993 stak de Canadese regering 160 miljoen dollar in de oprichting van Canarie, een organisatie die geavanceerde Internet-projecten in het land moest stimuleren. „Sindsdien heeft Canarie vijf miljard dollar aan vervolginvesteringen gegenereerd”, vertelt David Sutherland, president van de non-profitorganisatie. Een van de tastbare resultaten is dat het oorspronkelijke onderzoeks- en onderwijsnetwerk CA*net – vergelijkbaar met het Nederlandse Surfnet – is uitgebouwd tot CA*net3, het eerste volledig optische netwerk ter wereld met een landelijke dekking. Canarie heeft onder meer tot voorbeeld gediend voor het Nederlandse Gigaport-initiatief. Sutherland: „We noemen CA*net 3 ook wel ’IP on glass’, ofwel Internet Protocol over glasvezel, omdat het is gebouwd om uitsluitend Internet-verkeer te verzorgen. De meeste andere Wide Area Networks zijn mede bedoeld voor spraakverkeer. CA*net3 werkt nu met twee golflengten en heeft een capaciteit van 2,4 gigabit per seconde. Het is echter ontworpen voor acht golflengten en kan uitgroeien tot een capaciteit van 30 gigabit, al zal dat niet in heel Canada gebeuren.” In de gebieden waar het supersnelle netwerk doorheen loopt, moeten aftakpunten komen. In Canada woedt nu een stammenstrijd over de vraag wie dit lokale stuk van de legpuzzel zal leveren. De directeur van Canarie meent dat telecombedrijven die zich hiervoor opwerpen achter de feiten aanlopen. „Ze hebben nog steeds een visie van verticale integratie, terwijl de trend juist is dat op verschillende niveaus andere bedrijven met elkaar concurreren om de klant. Het inkopen van bandbreedte bij telco’s is nu erg duur. Wij van Canarie zeggen: ’bandbreedte is dood’. Het is heel goedkoop geworden om je eigen glasvezelnet te bouwen. Je kunt de investering binnen twee jaar terugverdienen. Dat begint nu te gebeuren en de telco’s vinden dat niet leuk.” In de hoofdstad Ottawa ligt al een zogenaamd ’dark fiber’-netwerk, dat wil zeggen een ’onverlicht’ glasvezelnet waarvan de eigenaren of huurders zelf het gebruik kunnen bepalen. Er zijn in Ottawa zo’n 25 locaties op aangesloten. Sutherland: „Voor 35 duizend dollar per aansluiting kun je dan je eigen Gigabit-Ethernet-diensten over dat netwerk laten lopen. Je betaalt alleen voor je eigen segment, dus als je dat met tien anderen deelt, wordt het nog veel goedkoper.” Innovatech Een van de instellingen in Canada die met risicodragend kapitaal startende ondernemers een handje wil helpen, is Innovatech Grand Montreal. Vanuit het hart van de overwegend Franstalige provincie Québec steekt het investeringsfonds jaarlijks zo’n zeventig miljoen dollar (1999) in veelbelovende initiatieven. Innovatech richt zich op drie terreinen, waaronder de ICT. Vice-president Caroline Singleton licht het investeringsbeleid toe. „We zijn op zoek naar plannen die zeer technisch van aard zijn of nog heel pril. Veel van onze medewerkers hebben zelf een technische opleiding, dus we begrijpen zelfs projecten die nog in de kinderschoenen staan. We zoeken ook de juiste mensen, zoals managers, om de aanvragers van kapitaal bij hun plannen te helpen. Deze werkwijze wijkt af van die van de meeste venture capitalists, die zich vaak erg op de financiële kant richten.” Volgens investeringsdirecteur Claude Vachet heeft de ICT-poot van Innovatech momenteel meer dan 45 bedrijven in portefeuille. „Toen ik hier in 1997 kwam, zaten daar maar drie telecombedrijven bij. Een daarvan was Locus Dialogue, een spin-off van de Universiteit van Montreal. Sindsdien hebben we ruim vijftien investeringen gedaan in de telecomsector. Innovatech heeft al diverse bedrijven naar de beurs gebracht. Opmerkelijk in het wereldje van venture capital is dat Innovatech volledig eigendom is van de provinciale overheid. Singleton verzekert dat het fonds niettemin onafhankelijk kan opereren, al vloeit alle winst in de staatskas. „De regering van Québec heeft indertijd driehonderd miljoen dollar uitgetrokken voor stimulering van de economie. Ze hadden ook allerlei andere benaderingen geprobeerd, zoals subsidies, maar kwamen tot de conclusie dat venture capital voor hightech-bedrijven was wat ontbrak.” Het pionierswerk van de provinciale regering heeft de oprichting van andere, merendeels particuliere VC-fondsen volgens Singleton aangewakkerd. Zo heeft ook Ontario nu zijn eigen staatsleverancier van durfkapitaal. Ofschoon Innovatech volledig eigendom is van de overheid, kan het fonds volgens Singleton zijn eigen koers varen. De winst – het rendement bedraagt 52 procent – vloeit geheel terug naar het fonds, dat hierdoor intussen is aangezwollen tot 350 miljoen dollar. Daar komt bij dat Innovatech als ’public corporation’ geen belasting betaalt. Oneerlijke concurrentie voor commerciële VC-fondsen? Singleton vindt van niet. „We werken juist met ze samen. Een venture capital-firma investeert zelden alléén in een bedrijf van enige omvang, je vormt altijd syndicaten met anderen.”