Innovatie & Strategie

Branche
Alexander Serebrenik

Superscience: Betere software door inclusieve teams

Meer inclusie zorgt voor gelukkigere teams, betere samenwerking en betere code.  

Alexander Serebrenik © Marike van Pagée
21 februari 2023

Meer inclusie zorgt voor gelukkigere teams, betere samenwerking en betere code.  

Diversiteit en inclusie zorgen voor betere producten, wordt vaak gezegd. Maar dat is niet alleen omdat de belangen en ervaringen van de eindgebruiker vertegenwoordigd worden in de ontwikkelteams. Hoe inclusie en betere software precies samenhangen, onderzoekt professor Alexander Serebrenik, hoogleraar Social Software Engineering bij de Technische Universiteit Eindhoven.

De waterkraan die automatisch aan gaat als de handen er onder gehouden wordt, is een bekend voorbeeld van de invloed van een homogeen ontwikkelteam op een eindproduct. De kraan wekt namelijk niet bij mensen met een donkere huid, omdat de sensor dat niet op kon pikken.

Een meer divers team biedt dus voordelen, allereerst al omdat dit soort problemen dan waarschijnlijk minder voorkomen. Maar diversiteit is slechts de eerste stap, benadrukt Serebrenik. “Het is niet dat je door alleen twee mannen, twee vrouwen en twee non-binaire personen in dezelfde kamer te zetten direct veel meer bereikt. Maar je kunt wel meer bereiken als de mensen in het team zich goed voelen bij dergelijke samenwerkingen.” Daardoor is de kans niet alleen groter dat ze langer aanblijven, maar ook dat ze samenwerking beter verloopt en de kwaliteit van de software beter wordt, ontdekte Serebrenik.

Verleden

Serebrenik werkte zo’n vijftien jaar geleden nog aan een klassiek onderwerp binnen computer science: de kwaliteit van software. Dat hij zich nu vooral op de psychologie van ontwikkelaars richt, had hij van tevoren dan ook niet verwacht. “Mijn verhaal is er eigenlijk één van frustraties. Ik ondervond op meerdere momenten in mijn carrière dat ik ergens niet achter kon komen, omdat mijn blikveld te beperkt was.”

De kwaliteit van software hangt namelijk met heel veel factoren samen. “Je kunt wel zeggen dat een bepaald stuk code minder goed onderhouden wordt, maar waarom? Misschien wil niemand dat onderhouden of misschien is daar geen behoefte aan. Dus je moet weten hoe software ontstaan is als je de kwaliteit wil beoordelen.”

Serebrenik besloot zich daarom op software evolution te gaan richten: het onderzoek naar waarom en hoe bepaalde dingen veranderen. “Maar software evolution is een verkeerde naam. Software an sich evolueert niet. Het wordt door mensen aangepast. Dus als je wil weten waarom bepaalde beslissingen wel of niet genomen worden, moet je weten hoe het ontwikkelteam werkt. Dat brengt je automatisch aan de menselijke kant.”

Heden

Tegenwoordig onderzoekt Serebrenik dus meer de psychologie van ontwikkelaars en de invloed van inclusie op teams, waarbij hij voort probeert te bouwen op wat andere mensen en andere wetenschapsgebieden – zoals de psychologie – al hebben gedaan. “Inclusie beïnvloedt hoe mensen zich voelen, hoe ze communiceren en dus hoe software eruitziet.”

Als voorbeeld noemt Serebrenik de lone wolf, ofwel ontwikkelaars die niet of nauwelijks met anderen communiceren. Zij zorgen sneller voor zogenaamde spaghetticode; hele complexe code die nauwelijks te ontwarren is. “Zo iemand kan een hele goede programmeur zijn, maar als je je niet in andermans schoenen kan verplaatsen, zorg je er ook niet voor dat je code goed gestructureerd is. Dus er is een duidelijke relatie tussen broncode en communicatie. Daarom is het belangrijk voor mensen om te begrijpen hoe teams samenwerken en communiceren en hoe dat de broncode beïnvloed. En inclusie en leiderschap hebben weer invloed op hoe mensen samenwerken en communiceren.”

Zo blijken genderdiverse teams minder vaak negatieve communicatiepatronen te vertonen, zoals de ‘black cloud’. “De black cloud is een situatie waarbij je zoveel communicatie hebt, dat je het nuttige niet meer van het nutteloze kunt onderscheiden”, legt Serebrenik uit. “Vanuit de literatuur is bekend dat vrouwen in teams vaker de communicatie coördineren, zelfs als ze in de minderheid zijn.” Het gevolg: black clouds komen veel minder vaak voor.

Om goed te kunnen doorgronden hoe een team echt inclusiever kan worden, werkt Serebrenik met zijn team op twee sporen. Allereerst wordt er dus gekeken naar de samenwerking tussen ontwikkelaars en welke rol inclusie en communicatie daarin spelen.

Maar om dat goed te begrijpen, is ook belangrijk om de ervaringen van minderheidsgroepen zelf te doorgronden, “omdat die groepen vaak niet voldoende gezien worden”. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar bijvoorbeeld alleen oudere ontwikkelaars of alleen vrouwen, maar ook naar mensen die op een kruising staan, zoals oudere vrouwen die als ontwikkelaar werken. “We hebben heel veel mensen geïnterviewd die niet wisten of bepaalde dingen te maken hadden met hun leeftijd of met hun vrouw zijn. Je kunt de meerdere diversiteitsassen dus niet uit elkaar halen.”

Daarnaast wordt open source code geanalyseerd, om zo inzicht te krijgen in welke invloed inclusie en diversiteit in ontwikkelteams op de code hebben. “Waarom open source code? Omdat het beschikbaar is. Het is heel erg lastig om bedrijven binnen te komen, ook omdat dit onderwerp natuurlijk gevoelig ligt. Dat proberen we wel. Maar dat is een uitdaging op het niveau van bedrijven.”

Toekomst

Serebrenik heeft twee uiteindelijke doelen met zijn onderzoek: het begrijpen van minderheidsgroepen en samenwerkingen tussen mensen, en dat begrip vervolgens vertalen naar toepassingen. “Dus hoe kunnen we softwareontwikkelaars helpen? Zo kijken we naar hoe we aanbevelingen kunnen geven aan mensen die individuen uit die groepen willen begeleiden.”

Daarnaast wordt er gewerkt aan een project voor wetenschappelijke software. “Wetenschappelijke software ontstaat natuurlijk bij onderzoeksafdelingen. Maar ja, mensen bij die afdelingen worden niet betaald om software te bouwen. Het gaat vaak om afstudeerders, promovendi en jonge onderzoekers wiens interesse en succes niet rechtstreeks afhankelijk zijn van de software, maar van de publicaties die daar weer gebruik van maken. En na vier jaar is het geld gewoon op. Het idee is dan om de software op de één of andere manier aan de gemeenschap te geven, dus om het open source te maken”, legt Serebrenik uit.

Wil je die software relevant houden, dan zal daar ook aan voort moeten worden gebouwd, bij voorkeur door een gemeenschap zelf. “Maar software alleen op Git plaatsen gaat geen gemeenschap creëren. Niemand weet dan dat het er is, hoe je ermee moet werken of hoe je mensen moet aantrekken. In januari ben ik een project begonnen samen met collega’s van bouwkunde. We gaan samen proberen software zo te organiseren dat we wel een community kunnen opbouwen. En je wil natuurlijk wel dat die dan inclusief is, want anders blijven mensen niet hangen.”

Tot slot gaat de onderzoeksgroep een proef doen met een bot in chatprogramma’s. “Bij online communicatie kun je een bot loslaten die bijhoudt hoe vaak mensen praten. Waarom is dat handig? Omdat algemeen bekend is dat mannen vaker het woord voeren dan vrouwen, zonder daar noodzakelijkerwijs bij stil te staan. Zo’n bot hoeft niemand de mond te snoeren. Het is genoeg als hij zegt: in dit kanaal hebben we zoveel personen, bij 95% van de communicatie waren mannen aan het woord. De bot verplicht je dus nergens toe. Het is slechts één voorbeeld van een tool die een bepaalde bewustzijn kan creëren van hoe wij met elkaar samenwerken en hoe wij met elkaar praten. We zijn hier nu mee bezig bij Apache.”

MAGAZINE AG CONNECT

Dit artikel is ook gepubliceerd in het magazine van AG Connect (januari 2023). Wil je alle artikelen uit dit nummer lezen, zie dan de inhoudsopgave.

Lees meer over
3
Reacties
Bop 23 februari 2023 12:25

Oja, en dan die eenzame wolf, helemaal niet vet koel.

Bop 23 februari 2023 12:24

Kumjoenuttie is een soort gemeenschap, zeg maar.

Bop 23 februari 2023 12:22

'An sich' is een soort op zich, maar dan niet fett kühl.

Reactie toevoegen
De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.