Loopbaan

Carriere
Start van het schooljaar 2022-2023 bij Hogeschool Rotterdam

Hogeschool Rotterdam start Basecamp: in 20 weken van scholier naar developer

Nieuwe aanpak bij informatica-opleiding moet uitval en vertraging terugdringen.

Start van het schooljaar 2022-2023 bij Hogeschool Rotterdam © Hogeschool Rotterdam
8 september 2022

Nieuwe aanpak bij informatica-opleiding moet uitval en vertraging terugdringen.

Hoewel duizenden nieuwe studenten zich jaarlijks inschrijven voor een ICT-studie aan het hbo, haalt lang niet iedereen ook daadwerkelijk een diploma. Sterker nog: er is maar een kleine groep die zijn eerste jaar honderd procent succesvol afrondt. De Hogeschool Rotterdam hoopt met een nieuw programma voor eerstejaarsstudenten aan de opleiding informatica dat probleem aan te pakken door studenten een betere basis te geven.

Van alle studenten informatica in Nederland viel in 2020 15,5% na één jaar uit, nauwelijks meer dan het landelijke gemiddelde over alle studies (15,2%). Diverse studenten wisselen bovendien van studie en vallen dus ook uit. Na vier jaar studie haalt slechts 36% van de informatica-studenten een diploma, tegenover 52% van het totaal aantal studenten in Nederland.

Het eerste jaar verloopt voor veel studenten dan ook niet zonder problemen, ziet Albert Hofstede, onderwijsmanager Informatica bij de Hogeschool Rotterdam. “Zo’n 90% moet in het tweede jaar nog iets uit jaar één over doen”, vertelt hij. En dat is problematisch: wie vakken uit zijn eerste jaar ook bij herkansing niet haalt, loopt snel studievertraging op of moet de opleiding zelfs verlaten. Daardoor gaat de meeste aandacht naar die vakken en niet naar de nieuwe informatie. Bovendien is de basis van deze studenten – die ze in het eerste jaar opbouwden – niet zo stabiel als bij anderen. “Als je in jaar twee zit en je worstelt nog met hoe je in C# programmeert of hoe je met een IDE werkt, dan moet je daar meer aandacht aan besteden. Dus dan treedt daar weer vertraging in op”, verklaart Hofstede.

Bij de hogeschool werd daarom besloten het eerste jaar anders in te richten. Dit schooljaar krijgen eerstejaarsstudenten voor het eerst Basecamp: een programma van twintig weken, waarin ze worden omgevormd van middelbare scholier naar junior Python-ontwikkelaar. “Het is heel belangrijk dat je een goede basis hebt. Het is net als wanneer je leert rekenen: je moet eerst leren optellen en aftrekken voor je gaat kwadrateren en met complexe getallen gaat werken.”

Initiatief bij de student

Basecamp trekt zijn inspiratie uit het bedrijfsleven, waar masterclasses worden gegeven waarmee deelnemers in korte tijd worden opgeleid tot developer. In de twintig weken van Basecamp gebeurt dus hetzelfde, aan de hand van ‘spiral based learning’. “Je gaat het hele proces van development door. Dus je doet ook iets met testen, met data en met security. In het tweede semester ga je daar allemaal veel dieper op in, maar je krijgt nu vast een basis.” Daarmee is de aanpak flink anders dan bij het eerdere onderwijs, waar studenten losse vakken kregen en een onderwerp als testen pas veel later in het jaar aan bod kwam.

“Het idee is echt dat je alle aspecten in het eerste halfjaar aan bod laat komen, zodat studenten beter begrijpen waar ze voor gekozen hebben en een goede basis hebben om verder te leren. Ze zien nu ook sneller of ze het leuk vinden om met al die foutmeldingen en het puzzelen bezig te zijn”, verklaart Hofstede. “Qua kennis aanleren gaat dit misschien iets langzamer, maar het betaalt zich wel terug. Studenten maken ook sneller de transitie van middelbare scholier naar developer, dus je krijgt meer autonome studenten. Die overstap wordt echt onderschat.”

Een groot verschil met ander onderwijs is dat studenten geen losse vakken krijgen met steeds andere docenten die lange verhalen voor de klas houden. In plaats daarvan is er een vast programma, met twee vaste docenten in een vast lokaal. “Zeker in het begin is het heel belangrijk dat een docent er bovenop zit. In het verleden kon je je verschuilen: als je een vak niet leuk vindt, ga je er niet naartoe. Nu ziet een docent dat, kan hij inschatten wat er aan de hand is en ingrijpen.”

De docenten geven een korte instructie, waarna studenten zelf in leerteams aan de slag gaan met programmeeropdrachten. “Het programma staat op internet, dus ze kunnen er zelf, in hun eigen tempo doorheen gaan. De docent staat daardoor meer middenin de klas dan voor de klas. Het initiatief ligt bij de student zelf”, aldus Hofstede. Daarnaast lopen peercoaches rond; studenten uit latere jaren die kunnen helpen.

Deze aanpak met vaste lokalen en vaste docenten betekent echter ook dat er niet iedere dag op locatie les gegeven kan worden. “We hebben een programma waarbij studenten twee dagen compleet op school zijn. Dan is het net als wanneer je gewoon werkt. Daarnaast zijn er twee dagen met online onderwijs en is er één dag die self supporting is. Op die dag kunnen ze reflecteren op wat ze afgelopen week hebben gedaan en achterstanden wegwerken.”

Je haalt het of doet het overnieuw

Een ander groot verschil met het eerdere onderwijs is dat er geen toetsen zijn die behaald moeten worden. In plaats daarvan hebben studenten een wekelijks leerdoel dat ze moeten behalen en een leerboog van drie weken. “Na die drie weken schrijft een student op of hij iets kan en of het lukt. De vierde week is een challenge-week, waarin de studenten die achterlopen kunnen werken om bij te komen. Wie wel op schema loopt, krijgt een andere challenge. Zij kunnen bijvoorbeeld een klein uitstapje doen, zoals werken met een Raspberry Pi of met data”, aldus Hofstede.

Aan het einde van de twintig weken moeten studenten met Python een eenvoudige console based applicatie kunnen bouwen. “Die is niet heel fancy of zo. Maar je weet wel wat je doet en wat er allemaal gebeurt.” Aan de hand van een assessment met twee docenten en het door de student opgebouwde dossier wordt bepaald of het vereiste niveau ook daadwerkelijk behaald is. Zo ja, dan kan een student door naar het tweede semester, zonder dat er nog zaken uit het eerste semester overnieuw gedaan moeten worden. “Je gaat dus met een schone lei door.”

Wie het niet haalt, kan Basecamp nogmaals doen en loopt dus een half jaar studievertraging op. “Maar nu is wel gelijk duidelijk of je het haalt of niet. Eerder maakte je pas na een jaar de balans op en krijg je een studieadvies. Is het een negatief studieadvies, dan verlies je een jaar”, legt Hofstede uit. Die vertraging kan zelfs nog groter worden als studenten pas na de herkansing in het tweede jaar ontdekken dat ze het niet halen. Maar met Basecamp zijn er geen herkansingen: je haalt het of je haalt het niet.

Vervolg: meer de diepte in

Basecamp wordt dit schooljaar voor het eerst aangeboden, aan een groep van zo’n 300 eerstejaarsstudenten aan de Hogeschool Rotterdam. Maar wanneer is het dan een succes? “Als meer dan de helft succesvol door Basecamp komt, hebben we het goed gedaan”, vindt Hofstede. “Als blijkt dat dit concept echt heel succesvol is, moeten we gaan nadenken over wat we in jaar twee gaan doen.”

Het tweede jaar bestaat nu nog uit de eerdere onderwijsvorm, wat betekent dat er wel weer losse vakken worden gegeven. “Dan ga je ook meer de diepte in. Basecamp is de basis. Dan kunnen we ook meer experts neer gaan zetten als docent.”

Waarom Python?

Tijdens Basecamp leren studenten met Python programmeren. Maar waarom die taal en niet bijvoorbeeld JavaScript of Java? “Binnen development is dat een hele moeilijke keuze. Maar we hebben een aantal jaren geleden alles voor onszelf op een rij gezet: Python is een redelijk gemakkelijk aan te leren taal, het is een snel groeiende taal, het is redelijk stabiel, heeft zich bewezen en de taal is gemaakt door een Nederlander. Dat is natuurlijk een grappig detail.”

Na het eerste halfjaar wordt echter overgestapt op C#. “Dat heeft ook te maken met de docenten die we hebben.”

Reactie toevoegen
De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.