Loopbaan

De carrière van Arre Zuurmond: dwarsligger
Zuurmonds carrière leidt uiteindelijk tot regeringscommissaris informatiehuishouding.
Zuurmonds carrière leidt uiteindelijk tot regeringscommissaris informatiehuishouding.
‘Ik pas niet in het systeem,’ zegt Arre Zuurmond (63). Toch is hij al zijn leven lang met systemen bezig. En met bureaucratie. Hij promoveerde erop en ging er als ombudsman de strijd mee aan. Als eerste regeringscommissaris informatiehuishouding werkt hij nu aan ‘een onomkeerbaar begin van een radicale verandering bij de overheid’.
‘Een kind van zes droomt niet van een baan in de bureaucratie. En toch eindigt vrijwel iedereen daar. Het blijft me fascineren dat mensen zich daar zo gemakkelijk bij neerleggen. Buiten is het crisis, dat weet je, er is dringend een oplossing nodig. Toch hou je je als ambtenaar doodleuk een jaar lang bezig met de aanbesteding voor die oplossing. Je accepteert het, terwijl je droomt van goed en zinvol werk doen. Dat bewijst de enorme zuigkracht van het systeem.
Toen ik zes was, ging ik pas voor het eerst naar school. Ik heb niet op de kleuterschool gezeten, die was te ver weg van ons huis. Daardoor heb ik een aantal sociale codes niet geleerd. Al ben ik misschien ook gewoon als dwarsligger geboren. Zo las ik later met opzet boeken van mensen aan wie ik een hekel had, zoals Max Weber, een zwaar conservatieve man. Van hem heb ik wel de interesse voor bureaucratie opgepikt.
Lezen deed ik trouwens liever dan leren voor repetities. Sowieso vond ik scholen braafheidsinstituten. Die zorgden er niet per se voor dat je dingen gaat begrijpen. Uiteindelijk ben ik van school gestuurd. Vervolgens slaagde ik wel voor mijn staatsexamen, maar pas toen ik op mijn 33e cum laude kreeg voor mijn proefschrift, dacht ik: zie je wel, ik ben niet dom! Cum laude is op zijn minst een niet-achterlijk-verklaring.
De vraag van mijn promotieonderzoek was: hoe gaan organisaties eruitzien als de informatietechnologie oprukt? Ik stortte mij gedurende vijf jaar op die ene vraag. En na vijf jaar kwam er één antwoord: infocratie. De bureaucratie verdwijnt, en er komen informatiegestuurde organisaties voor in de plaats. De bazen verdwijnen ook. Al moeten we daar niet te vrolijk van worden. Want systemen zullen ons leven gaan bepalen. Wat dat betreft is het een cultuurpessimistisch proefschrift geworden.
Na mijn promotie bleek dat de vakgroep Bestuurskunde informatisering geen relevant thema vond. Ik nam ontslag en werd ondernemer. Een paar jaar later combineerde ik dat met een baan als bijzonder hoogleraar ‘ICT en de toekomst van het openbaar bestuur’. Met mijn maatje Ko Mies had ik het adviesbureau ZENC. Ko is tot mijn verdriet onlangs overleden. We zijn samen medeverantwoordelijk geweest voor de introductie van DigiD. Onze overtuiging was dat informatietechnologie er is om organisaties menselijker te maken. Als je weet hoe dat moet, kun je je dienstverlening drastisch verbeteren. Maar bestuurskundigen hadden amper oog voor de uitvoering, vonden we. Ze kropen vooral dicht tegen beleid aan. Met een paar vrienden heb ik toen de Kafka-brigade opgericht. We hebben daarmee zo’n 70 burgers kunnen helpen om uit een bureaucratische kluwen te komen.
Wonen op de wallen
Omdat ik ook aan de oorzaken probeerde te werken, vroeg de gemeente Amsterdam me te solliciteren naar de functie van ombudsman. Wisten ze het zeker? Want ik zou het echt anders gaan doen. Ja, ze wisten het zeker. En ik héb het anders gedaan. Ik reduceerde het aantal rapporten en dook in de uitvoering: samen met professionals casuïstiek behandelen, werkend aan structurele verbeteringen.
Als ombudsman ben ik bijna een half jaar op de Wallen gaan wonen. ‘s Nachts zie je een totaal andere stad, zeker als je met agenten meeloopt en met het Leger des Heils, als je spreekt met zwervers en sekswerkers. Ik heb me zelfs eens verkleed als dakloze en geprobeerd een uitkering aan te vragen. Heel leerzaam.
Ik heb me zelfs eens verkleed als dakloze en geprobeerd een uitkering aan te vragen
Die ervaringen hielpen me niet alleen om individuele casussen op te lossen, maar ook om de oorzaken te benoemen. Daardoor hebben we veel kunnen doen. Maar echt trots ben ik op iets anders. Op mijn relatief kleine maar cruciale bijdrage aan de strijd voor de registratie van doodgeboren kinderen. Daar was bureaucratisch judo voor nodig, maar we wonnen en er kwam een wet voor die ook nog unaniem is aangenomen.
Spijt heb ik ook. Dat ik soms niet nog radicaler ben geweest, dat ik water bij de wijn heb gedaan. Ik schreef ooit een rapport over basisregistraties en hoe die begrijpelijk moesten worden gemaakt voor professionals. Goede informatie is immers cruciaal voor goede hulp- en dienstverlening. Bij het ministerie ging het rapport in de la en daar had ik werk van moeten maken. Dat heb ik immers van huis uit meegekregen. Ik kom uit een links-activistisch gezin, mijn moeder was feministe, mijn vader dominee en later professor. Als er dingen verkeerd waren, als we dat vonden, dan was het heel gewoon dat je dat recht ging zetten.
Dankbaar ben ik voor een paar belangrijke sociale lessen later in mijn leven. Een hoge rijksambtenaar zei me: ‘Arre, je bent soms te onveilig’. Dat klopte. Het leerde me om als ombudsman een rapport in ieder geval één dag voor publicatie eerst naar de betrokken bestuurder te sturen. En Arthur Docters van Leeuwen, in 2020 overleden, heeft mij hardhandig gecoacht, met respect voor de persoon. Hij vond dat ik te weinig dacht vanuit de ander en ook te weinig vanuit het vraagstuk. Dat raakte me tot in mijn ziel, maar het heeft me enorm geholpen.
Toen ik vorig jaar afscheid nam als ombudsman zei ik tegen mijn vrouw: voor mij is het mooi zo, tenzij ze bij Binnenlandse Zaken een regeringscommissaris willen aanstellen en daarbij aan mij denken… En echt waar: ik wist niet dat het überhaupt speelde. Voor mij is daarmee de cirkel rond. Ik ben aan de technocratische kant begonnen en mijn werk als ombudsman bracht me aan de kant van de burgers. Ik zag en zie wat bureaucratische systemen mensen kunnen aandoen. Die betrokkenheid blijft. Ik ben nu voorzitter van het ouderpanel van de Kinderopvangtoeslagenaffaire. En samen met het drugspastoraat in Amsterdam ben ik als vrijwilliger bezig om het levensverhaal van dak- en thuislozen op tijd vast te leggen. Als ombudsman heb ik namelijk een keer een ex-dakloze mogen begraven die kind noch kraai had. Het is dan zo ingewikkeld om iets te weten te komen over iemands leven. En dus ook over diens wensen voor de uitvaart, bijvoorbeeld voor de muziek. En let wel: er komen alleen maar daklozen bij.
Radicale verandering
Vanuit al mijn ervaringen met techniek en burgers kom ik nu als regeringscommissaris informatiehuishouding weer terug bij de cruciale vraag: wordt de overheid door techniek transparant, toegankelijk en bereikbaar? Ik wil in deze functie graag nog één ding bereiken en dat is dat we een onomkeerbaar begin maken met radicale verandering van de overheid. Ik probeer dat nu concreet met de WOB-procedures. Begin dit jaar verscheen een rapport van de Open State Foundation en het Instituut Maatschappelijke Innovatie waarin staat dat de WOB-procedures veel te lang duren, gemiddeld 160 dagen. De overheid gaat dat dan proberen te verbeteren en dan krijgen we 120 dagen. Dat is natuurlijk niet genoeg. Ik ga er mensen van buiten bij halen, zoals de onderzoekers, maar ook kritische journalisten, en met hen ga ik in gesprek over de uitdaging om het terug te brengen naar 20 dagen. Ik denk dat het kan. Maar dan moeten we het radicaal anders aanpakken.
En ik wil werken aan een informatiehuishouding die de menselijke maat laat terugkomen, die zorgt voor een responsieve overheid die naast de burger staat. Anno 2022 hebben we computers het werk laten overnemen van uitvoerende professionals, vooral om zicht en controle te krijgen op wat zij doen. Maar daardoor zijn alle professionals bureaucraten geworden: too many chiefs, no indians. Ik wil de daadkrachtige professional terug. Als je de ICT het voorspelbare werk laat doen, krijgt de professional weer voldoende ruimte voor het werk waarvan hij droomde.’
Dit artikel is ook gepubliceerd in het magazine van AG Connect (juni 2022). Wil je alle artikelen uit dit nummer lezen, zie dan de inhoudsopgave.
is freelance journalist en debatleider.