3,2 miljard transistors
De transistor is een simpele halfgeleider die – anders dan de vacuümbuis – bij laag stroomverbruik als schakelaar kan werken. Daarmee werd hij het instrument bij uitstek voor berekeningen in het tweetallig stelsel. Het principe van de transistor werd in 1926 gepatenteerd door de Canadees Julius Edgar Lilienfeld.
Het zou nog twintig jaar duren voordat men echt met dat idee aan de slag ging, en ook de term ‘transistor’ in zwang kwam. De doorbraak richting computertechnologie kwam in 1958, toen eerst Jack Kilby – op basis van het lastig te verwerken germanium – en even later Robert Noyce – met silicium – een integrated circuit (IC) produceerden waarop de transistor gecombineerd werd met andere elementen die voor het gebruik als aanstuurbare schakelaar nodig zijn. Die uitvindingen waren een cruciale stap richting massaproductie van goedkope, eenvoudig machinaal te fabriceren elektronische componenten.