Fedora: proeftuin van Red Hat
Hoe ziet u de rol van Fedora? Is het alleen een proeftuin voor hobbyisten of meer dan dat?
“Fedora is een samenwerkingsproject. Red Hat is een van de velen die eraan bijdragen, maar er zit een veel grotere gemeenschap van mensen uit de hele wereld achter. We richten ons op innovatie en de vooruitgang van vrije en open software.
Een van de belangrijkste manieren om dat te doen, is het leveren van de Fedora-distributie, waarvan elke zes maanden een nieuwe release verschijnt. We werken nauw samen met de mensen die de grafische interface, de desktoptechnologie, de productiviteits-applicaties en duizenden andere stukjes software onderhouden. Iedereen kan die distributie gratis downloaden, de sourcecode bestuderen, aanpassen en opnieuw distribueren, als ze dat wensen.”
Red Hat steekt naar schatting 100 miljoen dollar per jaar in de ontwikkeling van Linux. Hoeveel daarvan komt terecht bij Fedora?
“Dat kan ik niet precies zeggen, maar het is een significant bedrag. Het loopt makkelijk in de miljoenen dollars. Bij Red Hat hebben we ontdekt dat Fedora een uitstekende manier is om rendement te halen uit onze investering in de ‘community’. Via Fedora kunnen we miljoenen mensen laten kennismaken met innovatieve technologie, in de vorm van een stabiele en robuuste omgeving. Dus Fedora is heel wat anders dan het testplatform van Red Hat Enterprise Linux (RHEL). Dat heeft zijn eigen testprogramma, dat volledig losstaat van Fedora.”
Lopen de ontwikkelaars van Red Hat en Fedora dwars door elkaar of is er een Chinese Muur tussen de twee groepen?
“Red Hat heeft een stuk of tien technici die fulltime met Fedora bezig zijn. Daarnaast werken de meesten van de honderden ontwikkelaars bij Red Hat op zijn minst gedeeltelijk ook voor Fedora. Het is een plek waar je nieuwe features en nieuwe technologie kunt ontwikkelen, in de wetenschap dat je die elke zes maanden aan een kritisch publiek kunt voorschotelen. Fedora is voor hen een manier om snel mijlpalen te bereiken die meer om het lijf hebben dan kleine stapjes in de richting van een eindproduct.
Fedora is in feite het R&D-lab van Red Hat, maar het heeft die functie ook voor de hele Linux-gemeenschap. We hebben bijvoorbeeld een vrijwilliger die erg geïnteresseerd is in het Moblin-platform voor mobiele apparatuur. Dankzij hem kun je nu in Fedora release 12 een Moblin-omgeving installeren en uitproberen. De beloning die hij krijgt is dat Moblin potentieel tientallen miljoenen mensen bereikt. Zij ontdekken problemen en geven feedback zodat hij van Moblin een robuuster platform kan maken.
Op precies dezelfde manier ontwikkelt Red Hat nieuwe features. We werken samen met ontwikkelaars ‘stroomopwaarts’ in de gemeenschap en stoppen het resultaat in Fedora. Dat is een geweldige manier om een snelle ontwikkelcyclus op gang te houden.
Fedora 11 verscheen eind november 2008, Fedora 12 begin juni 2009. Is een cyclus van zes maanden tussen releases niet lastig vol te houden?
“Ik zou liegen als ik zou beweren dat het niet moeilijk is. Maar het overgrote deel van de mensen binnen Fedora houdt wel van de uitdaging. Bovendien beseffen we heel goed waarom we het doen: om altijd de nieuwste en beste software te kunnen presenteren. Voor een belangrijk deel van ons publiek draait het daar om. Hoe langer een ontwikkelcyclus duurt, hoe meer de vorige versie oudbakken raakt.
Dat staat in sterk contrast met Red Hat Enterprise Linux. Daarin wil je iets bieden dat de komende zeven jaar blijft werken. Red Hat kan binnen Fedora een gokje nemen met technologie die het in toekomstige producten wil opnemen. Het gebeurt trouwens dankzij het community-proces niet vaak dat we in Fedora de plank misslaan. Als we toch misgokken, hoeft de Fedora-gemeenschap er slechts zes maanden mee te leven. Aan de andere kant kan Red Hat heel snel voortbouwen op een succesvolle bijdrage en die in de volgende release van Enterprise Linux opnemen.
Is het een automatisme dat zaken die aan Fedora worden toegevoegd later ook in Red Hat Enterprise Linux zijn terug te vinden?
Niet altijd, maar wel bijna altijd. Red Hat ziet Fedora als de beste manier om ons ‘feature-proces’ in de hand te houden. Dat sluit aan op de algemeen aanvaarde manier van open-sourceontwikkeling: publiceer vroegtijdig en publiceer vaak. Op een gegeven moment kijkt Red Hat naar al die Fedora-releases en besluit om de aantrekkelijke features in de volgende versie van Linux te stoppen. Fedora 12 is bijvoorbeeld een goede indicator van hoe RHEL 6 eruit zal zien.
Kunt u een voorbeeld geven van iets dat al wel in Fedora zit maar nog niet in Red Hat Enterprise Linux?
In Fedora 12 zit bijvoorbeeld een voorziening voor het geheugenbeheer van virtuele machines. Stel dat op één fysieke server een aantal virtuele machines ieder voor zich een Apache-webserver draaien. Fedora kijkt naar de overeenkomsten in het geheugengebruik van al die virtuele machines. Door ze allemaal naar hetzelfde stuk geheugen te laten verwijzen, is het mogelijk het totale geheugengebruik van de fysieke server te verminderen. Op die manier kun je nog meer virtuele machines aan dezelfde ‘bare metal’ server toevoegen. Bedrijven die deze feature in Fedora 12 zien en aantrekkelijk vinden, kunnen zich alvast voorbereiden op de introductie ervan in RHEL 6.