Overslaan en naar de inhoud gaan

Angst voor digitale kloof berust niet op feiten

In de informatiesamenleving dreigt een digitale tweedeling. Dat is de pessimistische boodschap van sommige deskundigen die de blik vooruit werpen om de gevolgen van de verspreiding van informatie- en communicatietechnologie (ICT) te bestuderen. In hun ogen zullen informatie-armen gescheiden worden van informatierijken. De ‘have nots’ zullen door de digitale kloof verstoken blijven van voordelen en genoegens die de ‘have’s’ in ruime mate toekomen.
Business
Shutterstock
Shutterstock

De hoge verwachtingen die futurologen en trendwatchers van nieuwe technologie hebben, zijn echter veelal extrapolaties van hedendaagse emoties, verlangens of idealen. Zelden worden deze ondersteund door empirisch onderzoek en de houdbaarheid is in het licht van historische analogieën eveneens beperkt. Het ligt niet in de rede dat technologische innovatie voor sommigen tot e-topia zal leiden en de angst voor een digitale kloof is dan ook overdreven. In steeds meer huishoudens, scholen en bedrijven is nieuwe technologische apparatuur te vinden en Nederlanders worden steeds vaardiger in de omgang ermee. In ongeveer 70 procent van de huishoudens is inmiddels een personal computer aanwezig. Scholen streven in het kader van de-Europe naar een gemiddelde van één pc per tien leerlingen en voor veel werknemers is de pc niet meer weg te denken uit hun dagelijkse werkzaamheden. Toegang tot internet geldt als een cruciale voorziening om deel te kunnen nemen aan de informatiesamenleving. Nieuwe ICT-producten en digitale diensten verspreiden zich volgens een trickle-down-principe: de hogere statusgroepen – met name de hogere inkomensgroepen – schaffen deze producten en diensten eerst aan en de lagere statusgroepen volgen. Personen met weinig financiële draagkracht profiteren relatief laat van nieuwe mogelijkheden. Een aantal groepen loopt achter op dit verspreidingsproces. Tot deze groepen behoren personen in huishoudens met een laag inkomen (die gemiddeld de grootste achterstanden hebben), (alleenstaande) vrouwen, 65-plussers, mensen met een lagere (voortgezette) opleiding en werklozen. Het ligt echter voor de hand dat bestaande verschillen tussen hardlopers en achterblijvers tijdens de voortgaande verspreiding weer zullen verkleinen. Bestaande verschillen zijn daarmee niet onoverbrugbaar. Het concept ‘digitale kloof’ miskent het procesmatige karakter van de verspreiding van ICT-producten. Ophef De discussie over de digitale kloof concentreert zich meestal op de pc en, vooral, op internet. Waarom vinden sommige politici, wetenschappers en journalisten het zo erg dat een deel van de bevolking wel online is en de rest niet? Er is toch wel meer moderne technologie die in sommige huishoudens wel aanwezig is en in andere niet, denk aan afwasmachines, espresso-apparaten en videorecorders. Waarom zorgt internet voor zoveel ophef? Veelal wordt dan naar internet verwezen als een sleuteltechnologie, dat wil zeggen een innovatie die het gezicht van een nieuw tijdperk gaat bepalen. Daardoor schept deze nieuwe technologie hoge verwachtingen. Talrijk zijn de voorspellingen dat door internet burgers zich beter zullen informeren en vervolgens mondiger worden, dat zij politiek actiever worden in een meer democratische samenleving, dat vervelend routinewerk vervangen wordt door creatieve arbeid en dat uiteindelijk een vreedzame en welvarende gemeenschap van wereldburgers zal ontstaan. Naast de hoop op een betere samenleving boezemt technologische ontwikkeling ook angst in voor een slechtere samenleving. Behalve droomscenario’s zijn er dus ook doemscenario’s. Maar deze spelen in de discussie over de digitale kloof nauwelijks een rol. Niemand vindt het ernstig dat sommige burgers de nadelen van nieuwe technologie onthouden wordt. We leven in een tijdperk van techno-optimisme. Het vertrouwen in de mogelijkheden van nieuwe technologie is groot. Maar in het verleden zijn ook andere vermeende sleuteltechnologieën aangewezen en met hoge verwachtingen omgeven. Over vele voorspellingen die in het verleden gedaan zijn, maakt Rein de Wilde zich vrolijk in het heerlijk ontnuchterende boek ‘De voorspellers’. Met bijna duivels genoegen beschrijft hij hoe weinig er is uitgekomen van vele toekomstvoorspellingen, bijvoorbeeld over het jaar 2000. Niet alle sleuteltechnologieën slaagden erin grote impact te verwerven en als zij dit wel deden, leidde dit nooit tot de utopische (of dystopische) samenleving die aanvankelijk werd voorzien. De wijze lessen uit het verleden manen de huidige cybergoeroes en profeten van de digitale wereld niet tot bescheidenheid. De zegeningen van internet worden vaak breed uitgemeten. Na het einde van de grote ideologieën resteert het geloof in technologische vooruitgang. Mensen blijven dromen van betere tijden. Met metaforen gewapend doen de internetprofeten ons de belofte dat de autonomie en de vrijheid van de mens in de toekomst uiteindelijk groter zullen zijn dan nu. Ook nu de technologiefondsen zo enorm gekelderd zijn en de gouden bergen van e-commerce nog ver weg lijken, blijft het geloof in een betere wereld door internet onaangetast. En als de gevolgen zo mooi zijn, dan mag toch niemand de toegang tot het moderne Utopia weerhouden worden. Dan moet de digitale kloof bestreden worden. Op verschillende plaatsen zijn politici en ambtenaren bezig met het ontwikkelen van beleid hiertoe. Het lijkt erop dat zij zich laten meeslepen door de fraaie beloftes van de cybergoeroes en andere toekomstprofeten. Ook zij hebben hoge verwachtingen van internet en schatten vervolgens de negatieve consequenties van afwezige internettoegang als ernstig in. Personen die de digitale ark dreigen te missen zouden wel eens tweede- of derderangsburgers kunnen worden. Als de voorspellingen van e-topia met het nodige wantrouwen bekeken worden, dan kan blind vertrouwen plaats maken voor een meer open onderzoekshouding. Dat onderzoek zou moeten aansluiten bij de gebruikspraktijken van digitale burgers. Eerst onderzoek Internet kan gezien worden als een middel om doelen te bereiken. Belangrijke doelen van burgers die door ontoereikend ICT-bezit en -vaardigheden buiten hun bereik zouden kunnen vallen, zijn toegang tot de arbeidsmarkt, aansluiting bij dominante gedrags- en waardepatronen in de samenleving, behoud van sociale contacten en aanraking met de voorzieningen van de verzorgingsstaat. Inderdaad vraagt de arbeidsmarkt steeds meer digitaalvaardige werknemers. Maar een aanzienlijk deel van de bevolking is niet afhankelijk van digitaal kapitaal voor het verwerven van een baan of inkomen. Vooralsnog is het een vraag of werkzoekenden bijvoorbeeld door een computercursus meer kans op werk hebben en of inkomensverschillen tussen de digitaal meest en minst vaardigen zullen toe- of afnemen. Voor het contact met anderen en voor de toegang tot overheidsdiensten zijn nog steeds toegankelijke alternatieven aanwezig voor personen die niet over moderne ICT beschikken. Gewenste informatie kan ook via traditionele media verkregen worden en voor de communicatie met anderen zijn alternatieven voorhanden als men geen e-mail heeft. Onderzoek zou volgens mij eerst de vraag dienen te beantwoorden in hoeverre verschillen in ICT-bezit en -gebruik burgers belemmeren in hun sociale en maatschappelijke leven of dat zij zich juist op waardevolle wijze laten inpassen. Daarbij dienen individuele doelen voorop te staan en niet de abstracte voordelen van een voorspelde betere wereld. Toekomstbeschouwingen zijn niet belangenloos, maar geven tevens een specifieke politieke boodschap mee. Hoge verwachtingen zouden daarmee grote politieke consequenties kunnen krijgen. Maar ook de overheid past nuchterheid. Ook in de wat opgeblazen discussie over de digitale kloof doet de overheid er goed aan beide benen op de grond te houden. Utopische associaties bij de voordelen die internet biedt, zet de overheid al snel aan om drenkelingen in de digitale delta te hulp te schieten. Geef iedereen toegang tot internet en e-topia komt naderbij, lijkt dan het devies. Die houding staat het helder formuleren van relevante problemen in de weg. Beter zou het zijn om eerst de vraag te stellen welke consequenties verschillen in ICT-bezit en -gebruik hebben, en in hoeverre dit burgers belemmert in hun sociale en maatschappelijke leven. Vervolgens kunnen beleidsvragen aan de orde komen. Rechtvaardigen die belemmeringen een eventuele overheidsinterventie? Welke maatregelen zijn dan het meest efficiënt? Mochten digitale vaardigheden een probleem zijn voor bijvoorbeeld werkzoekenden, overweeg dan om gemotiveerden een computercursus te geven ter vergroting van hun kansen op de arbeidsmarkt. Zulk beleid gericht op specifieke problemen heeft meer kans de knelpunten in de informatiesamenleving aan te pakken. Dr. Jos de Haan is als onderzoeker verbonden aan het Sociaal en Cultureel Planbureau te Den Haag (j.de.haan@scp.nl).

Lees dit PRO artikel gratis

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

  • Toegang tot 3 PRO artikelen per maand
  • Inclusief CTO interviews, podcasts, digitale specials en whitepapers
  • Blijf up-to-date over de laatste ontwikkelingen in en rond tech

Bevestig jouw e-mailadres

We hebben de bevestigingsmail naar %email% gestuurd.

Geen bevestigingsmail ontvangen? Controleer je spam folder. Niet in de spam, klik dan hier om een account aan te maken.

Er is iets mis gegaan

Helaas konden we op dit moment geen account voor je aanmaken. Probeer het later nog eens.

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

Heb je al een account? Log in

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

Heb je al een account? Log in